TKV Dit hoekje aarde

Het regent nog steeds. De vrouw klautert de helling op naar het hoger gelegen gedeelte. Vanonder haar laarzen wurmen zich rechthoekige repen blauwe klei in het patroon van haar zolen. Bovenop keert ze zich om. De spekkige grond zuigt aan haar, een ervaring van ultieme verbinding. Een diepe liefde heeft ze voor dit hoekje van de aarde. Ongebreidelde levenslust sluimert onder het oppervlakte en in de rustende takken. Een accu die haar weggesijpelde energie herlaadt, ook nu, in de grauwte van de vroege natte morgen. Een merel rent door het gras, stopt, pikt een worm tussen zijn pootjes vandaan. Met het wiebelende lijf in de bek kijkt hij op naar de vrouw, vliegt zonder angst weg naar een tak in de els.

In dit hoekje van de aarde, omzoomd met een houtwal, groeit de prei naar het ritme van de dagen, naar de grillen van het klimaat, als balletdansers op een been. Hier eet men naar de seizoenen. Van de vlechten uien die vanaf het najaar aan de spanten onder het afdak wiegen in de wind. Van de prei die in de koude dagen nog altijd geduldig op één been balanceert, in het verder lege veldje. De snor van bleke worteltjes verborgen tussen de klonten grond, tot er stamppot wordt gemaakt. Met een oud mes, waarvan van het lemmet niet meer over is dan een sikkeltje staal, wordt loof en snor met een haal boven de composthoop afgesneden. Daar, in drie compartimenten, eten minibeestjes zich een weg door de meters hoog opgetaste bladeren. Alles krijgt hier tijd.

Ze heeft een wens, de vrouw, voor deze grond, waar ze zich al sinds haar jonge jaren sterk mee verbonden voelt. Ze wil dat het de juiste plek is; een lapje wereld als een capsule van thuiszijn, ook voor het wilde. Ze is het zondagskind dat ervoor mag helpen zorgen. Mag meedeinen op het ritmisch ontvouwen en weer opkrullen van de seizoenen. Ze kan niet wachten het voorjaar uit de bodem te zien barsten. De insecten te ontvangen voor een festijn van nectar. Ze kijkt uit naar de eerste van allemaal, de donzige nog slaapdronken hommel. Hongerig na de winter. Maar eerst is daar een helling vol bramen en brandnetels. De dominanten van deze tijd.

Boven het dak van de schuur steekt de kruin van de grote esdoorn die met haar opgroeide op dit erf. De vrouw ziet zich weer staan in het holst van zovele nachten, aan de voet van de stam, met haar blote voeten op de bevroren terrastegels. Maanlicht dat een sierlijke projectie van kale takken op haar nachthemd werpt. Ook dan is ze thuis. Boven kust ze de slapen van haar dromende kinderen, waarachter ze de toekomst voelt pulseren. Een toekomst die haar een groeiende angst aanjaagt en in de maalstroom van gedachten steeds vaker overspoelt. Met het onbestaanbare hardleers zijn van haar soort, de arrogantie, nieuwe stormvloeden. In de donkere kinderkamers bedwingt de harteklop tegen haar lippen al die rampen. Ze wil en moet blijven vertrouwen op morgen, voor haar kinderen, alle kinderen. Hoop als opdracht.

De spade zakt sissend in de klei. De vrouw gooit haar gewicht op het staal onder haar voet en hevelt de steel naar zich toe. Het handvat trilt onder knappende wortels. Plant voor plant wint ze terrein op doornen en stekels. Om de paar minuten staakt ze het wroeten. In haar nek vermengt zweet zich met miezer. Er lijkt geen einde te komen aan al die regen. In de emmer naast haar staat inmiddels een laagje water. Ze vist er een zakje uit dat fleurige plaatjes toont van de bloemenweide die ze voor ogen heeft. Het etiket belooft bloeiers van minstens 26 soorten zaden, met onder andere malva, citroenmelisse, phacelia, phlox, verbena, papaver, salie, hysop en meisjesogen. Klinkende namen voor het feestbanket waarmee ze straks vlinders, bijen en lieveheersbeestjes wil verwelkomen. De vrouw grimast naar de dichte staalgrijze lucht en stelt zich voor hoe de zon vroeg of laat er een gat doorheen zal zien te vinden. De grond en het zaad dat nu nog tussen het rubber van de werkhandschoen knispert, op zal warmen. Het leven uit de bodem naar boven zal lokken. Ook hier slaapt de toekomst, denkt ze. Ze duwt de spade weer in de grond. Hoop zaaien, dat wil ze.