Marinus

Schuin tegenover ons woont Marinus. Een naam waar je meteen een beeld bij hebt: groot, kalm, harig, een gemoedelijke buik. Hij draagt cognac kleurige Birkenstocks en een hanger van blauw leer met een druppelvormige steen erin. Ik weet dat hij een uitgebreide stenen collectie heeft en naar beurzen gaat om zijn verzameling uit te breiden met bijzondere vondsten. Daar kwam ik achter toen een koerier hem niet thuis aantrof en het pakketje zodoende bij ons in bewaring gaf. Nog voordat ik later die dag het doosje vanuit de deuropening aan Marinus kon overhandigen had hij al verklapt wat erin zat. ‘Je kan er bijna niet aan komen’, vertelde hij opgewonden, ‘maar via via heb ik er toch een te pakken weten te krijgen. Niet goedkoop hoor die steen’, ging hij verder, ‘’t is een zeldzaam mineraal.’ Deze biecht over zijn liefde voor stenen verklaart ook waarom er een groot brok op zijn vensterbank staat, waaruit ’s avonds als het donker wordt een vreemd geel licht schijnt.
Marinus is een echte buurtkenner. De wijk kent hem ook. Hij spreekt jeugd aan die zich op het speelveldje achter zijn huis inlaat met lachgas en de lege patronen achteloos achter zich neergooit. Op social media gaan ze door voor LLL’s, die jongeren: lachgas lurkende lullo’s. Als ik na het boodschappen doen bij de achterbak van mijn auto bananen en stronken broccoli terug in de omgevallen tassen stop komt Marinus even een praatje maken. Hij doet uit de doeken wat hij tegen de jongelui zegt. ‘Ik zeg: Dat doe je thuis toch ook niet? Ik zeg: en dat weet ik, want jij bent er een van die en jij bent er een van die.’ Sindsdien is het veldje LLL en patronen vrij. Hondendrollen liggen er nog wel. Maar daar is hij nog mee bezig. Marinus wordt daarin bijgestaan door een ‘vrouwtje’ van een paar straten verderop. Ze beschrijft van die roerhoutjes van de Praxis met een permanent marker met leuzen in de trant van: ‘Bedankt aso!’. In iedere drol steekt ze haar houten protest. Sinds deze week lijkt ze haar strategie trouwens te hebben gewijzigd of misschien waren de roerhoutjes op, want nu kom ik op de stoepen A4tjes tegen die met enige behendigheid onder de uitwerpselen zijn gewrikt. De boodschap is deze keer: ‘Elk kakje hoort in een zakje!’
Het zijn de contrasten die Marinus zo boeiend maken. Een beer van een vent die al zijn buren bakjes zelfgemaakte soep brengt en in het vroege voorjaar op zijn knieën in zijn voortuintje bakkeruutjes plant om de wereld een beetje meer kleur te geven. Midden op straat en met luide stem vertelt hij hoe zijn baas hem graag weer aan het werk hielp nadat hij thuis kwam te zitten. Maar zijn grote maar zwakke lijf kon dat helaas niet bolwerken. Nu heeft Marinus een rol als buurtbemiddelaar. Er komen verschillende jongeren bij hem over de vloer die hij probeert sociaal weer overeind en vooruit te helpen. Het UWV geeft hem de zegen en laat hem met rust. Hij vertelt me ook over zijn zoontje van twaalf, die in de weekenden bij hem is en dan steeds op TikTok zit. Hij zegt: ‘Ik zeg, jongen schei daar nou es mee uit, je wordt er nog es getiktokt van.’ Hij buldert van het lachen, zijn buik schudt ervan. Ik moet ook lachen, om de pret die hij heeft om zijn zelfverzonnen woordgrapje.
We boffen met een Marinus in de straat. Zijn goedheid kent nauwelijks grenzen. Zo zag ik hem laatst weer met een shopper in de hand stukken piepschuim uit de goot oprapen die van een vrachtwagen waren gewaaid. Ik ben hem toen een handje gaan helpen. Hij vanaf de ene kant van de straat en ik vanaf de andere. Zo liepen we al rapende naar elkaar toe. Ergens in het midden was de tas vol en de straat weer schoon. Iedere straat verdient een Marinus. Marinus zou een werkwoord moeten worden. We zouden allemaal eens wat meer moeten marinussen.